Als iedereen in een geefeconomie zou leven zou er zoveel rust zijn. Mensen zouden zoveel rust en ruimte hebben in het leven. En die rust en ruimte zou als vanzelf leiden tot bewuster keuzes, vanuit rust en vertrouwen gemaakt.

Mensen zouden de rust en ruimte hebben om mee te stromen met dat wat er komt in plaats van zelf dingen controleren en forceren. Mensen zouden ruimte hebben om af te wachten en het leven te laten gebeuren in plaats van steeds tegen die natuurlijk stroom in te bewegen.

De snelheid die bij overleven hoort zou verdwijnen en we zouden allemaal weer de ontspanning voelen die bij leven hoort. We zouden ruimte en rust hebben om te voelen wat er komt, wat er wil ontstaan. Er zou vanuit die ruimte gecreëerd worden, samen gewerkt worden, in verbinding met al die andere mensen die rustig in de stroom zijn.

Er zou afgestemd worden, er zou ruimte zijn voor gesprek, voor overeenstemming, voor afstemming, voor luisteren, voor leren van en met elkaar. Mensen zouden elkaar kunnen vasthouden als dat nodig is en weer los kunnen laten als dat de bedoeling is. Mensen zouden elkaar zien en horen, zonder ruis, zonder persoonlijke pijn. Naar elkaar toe bewegen en van elkaar af bewegen zou gezien worden als even waardevol. De natuurlijk stroom van geven en ontvangen, de tijd nemen om in te voelen of iets voor je klopt en daar op terug kunnen komen, het zou allemaal normaal zijn.

Wij leven al in die wereld, en kiezen altijd voor deze stroom van rust en ruimte. Dat levert nog steeds frictie op met de wereld waarin die rust en ruimte niet is. En toch blijven wij het voorleven, zoals het leven voor iedereen bedoelt is.