Tot vorig jaar heb ik gedacht dat iedereen die de dood in ogen keek bij zinnen kwam. Ik had een romantisch beeld van doodgaan. Het idee van openheid en kwetsbaar worden, je ego afschudden en het leven omarmen als de dood nadert was heel sterk in mij verankerd.
Het is een idee dat daar geplant is door de samenleving, door media en films en verhalen. Door patronen zoals ‘over de doden niets dan goeds’ dacht ik dat er waarheid zat in kwetsbaar worden en in het reine komen met je naasten voordat je dood gaat.
Toen mijn moeder ziek werd toen ik 13 was, werd er heel open over gesproken. Er werd gesproken over leven en over de dood. Het verdriet van doodgaan mocht er zijn in ons gezin. Daar ben ik tot op de dag van vandaag nog steeds zo dankbaar voor. Dat mijn ouders kozen voor openheid, acceptatie en echtheid.
Die insteek heeft zeker bijgedragen aan hoe ik nu tegen ziekte en dood aankijk. Ik weet en erken dat doodgaan bij het leven hoort, en dat daar soms ziek zijn aan vooraf gaat. Dat is niet iets naars, of engs of slechts. Het is wat het is. Doodgaan hoort bij het leven.
Ik werd het afgelopen jaar van dichtbij met de realiteit van doodgaan geconfronteerd. Met een ziekbed en de wetenschap dat, dat eindig was binnen afzienbare tijd. Toen Robbert en ik die informatie kregen wisten we direct waar onze behoefte lag. We wilde graag in verbinding zijn met diegene die ging sterven. We hadden de behoefte om als volwassen mensen het ziekbed en de dood tegemoet te treden.
Dat betekent voor ons beginnen bij de acceptatie van die informatie. Zonder acceptatie blijf je namelijk of ontkennen of vechten (of beide). Dit leidt beide niet tot echtheid en verbinding. Zolang je niet kunt erkennen wat er aan de hand is, kun je niet bij mensen zijn die dat wel erkennen.
Wij accepteren informatie zoals hij is. We verbinden er geen oordeel of waarde aan. Er is geen goed of slecht nieuws. Er is alleen maar informatie die verteld hoe het er voor staat en waar je naar kunt handelen zoals jij dat fijn vindt.
Door te blijven strijden, je er niet bij neer te leggen, hoop te houden op leven terwijl je weet dat het eindig is, wordt je niet geraakt. Je blijft in de overlevingsstand. En daarmee wordt je onbereikbaar voor de mensen om je heen. Voor sommige mensen is dat heel prettig en comfortabel, maar voor ons niet. Wij kunnen niet net doen alsof het allemaal wel meevalt, terwijl iemand dood gaat.
Toen bleek dat degene die ging overlijden geen behoefte had aan een echt gesprek, aan acceptatie en verbinding, heb ik lang gedacht dat hij bij zou draaien. Als je de dood in de ogen kijkt dan valt toch al het onbelangrijke weg, dan weet je toch in een klap wat echt waardevol is? Dat is zoals het ons in films wordt voorgeschoteld.
Aan ziekenhuisbedden nog een laatste goud eerlijk gesprek, een paar open en kwetsbare laatste woorden die alles goed maken. Die alle schuld en schaamte doen verdwijnen, die alle ego’s doen verbleken. De relatie is geheeld, er is ultieme verbinding. Alles kan en mag gezegd worden….het is goed zo. Er is liefde, verbinding, het is echt helemaal goed!
Maar in het echte leven gebeurt het niet. En die realisatie, juist dat accepteren deed mij pijn. Er kwam geen vraag, geen echt antwoord, geen openheid, geen emotie of gevoel. Er kwam niets anders dan wat er al die jaren voor de dood voor de deur stond al was, vanuit een groot onbewust zijn.
Dus lieten we het los. De deur bleef open, de ander was van harte welkom voor een echt gesprek. En tot het laatste moment heb ik gedacht dat het kon gebeuren, dat het ging gebeuren, dat het bijna onvermijdelijk was, die ander zou komen. Die ander, zo dichtbij de dood, zou kiezen voor verbinding, voor leven, voor familie. Net als in de film.
En toen ineens was hij dood. Zonder echt gesprek, zonder vraag, zonder antwoorden. Gewoon, weg. Hij had het laten gebeuren, had geen waarde durven toekennen aan leven. Hij had geen waarde durven voelen bij verbinding met leven en mensen omdat de angst voor de dood hem daarvan weerhield. Hij bleef in bescherming, zoals hij zijn hele leven had geleefd ging hij dood, afgesloten voor liefde en kwetsbaarheid.
En daarmee was ook bij mij de pijn weg, de onzekerheid of hij toch misschien voor leven en verbinding zou kiezen. Daarmee kregen we ook enorme bevestiging, dat de dood niet romantisch is als de ander hem niet toelaat, en dat als dat stuk er niet mag zijn, je niet in verbinding kunt zijn met jezelf, het leven en anderen. Maar dat stuk zie je nooit in films, dat er ook mensen zijn die, die keuze maken, daar heb je geen weet van.
Dat we niet mee zijn gegaan in ontkenning of ‘de-dood-is-eng’ of ‘slecht nieuws’ voelt heel krachtig. Dat wij de situatie hebben ondergaan zoals hij was, niet zoals iedereen zou willen dat hij was. Dat we een voorbeeld hebben gesteld naar onze kinderen, door ze niet te confronteren met angst voor de dood, zodat ze (later) zelf kunnen bepalen wat ze daarvan vinden.
Dat de dood niet per definitie slecht nieuws is, maar juist onderdeel van het leven. Dat je ook dat stuk recht aan mag kijken als het komt en daardoor verdieping kunt vinden met leven en relaties. Dat, dat een hele gezonde en gelukkige keuze is. Voor jezelf en voor diegene die achterblijven.
Ik vind het jammer dat die ander dood is gegaan zonder te voelen wat wij voelen. Dat de relatie in één seconde goed had kunnen zijn, als er wel kwetsbaarheid was gekomen. Dan had het kunnen aflopen net als in de film. Met liefde en knuffels en warmte en vergeving. Ik vind het intens jammer dat die ander de deur naar die echtheid, die authenticiteit niet heeft weten te vinden.
Want wat hadden wij graag gegeven in deze situatie. Wat waren we er dolgraag geweest om samen de dood tegemoet te treden. Om met elkaar het ziekbed zo dragelijk mogelijk te maken. Wat hadden we graag een relatie in verbinding gehad. Gebaseerd op gelijkwaardigheid, respect en bewust zijn. Wat zou dat ongelofelijk mooi geweest zijn om juist door de dood aan te kijken, het leven en de dood helemaal te kunnen zien voor wat het werkelijk kan zijn. En dat deel waarin je je verbonden kunt voelen met alles om je heen, het leven, met elkaar te delen.
“Happiness is only real when shared” Alexander Supertramp