Ik accepteer dat jij mij afkeurt. Ik bied geen weerstand als jij mijn keuzes veroordeeld. Het is je goed recht om mijn levenswijze te minachten.
Wij zijn altijd enthousiast geweest over onze levenswijze, we nemen mensen altijd graag mee in onze zienswijze en gaan graag het gesprek aan over de zaken die ons dagelijkse bezig houden.
Tot nu toe heb ik in mijn familie altijd gevoeld dat geefeconomie er niet mag zijn. Bij het geef-feest ter oprichting van onze stichting in 2013 was de spanning om te snijden. Elke artikel over ons werd stiekem gedeeld maar nooit werd er met ons over gesproken. Het videoportret werd niet bekeken, het delen van de podcast heb ik al niet eens meer geprobeerd. Zodra het in de richting dreigt te gaan van waar geefeconomie over gaat is de afkeuring om te snijden. Grote porties worden er afgesneden en in onze richting gegooid.
Tot nu toe heb ik me verdedigd. En heb ik hoop gehouden op dat het ook voor hen helder werd waarom wij doen wat we doen. Want het is te voelen. Voor mensen die voelen.
Afgelopen week heb ik het eindelijk kunnen loslaten. Het is oké dat mijn familie mijn keuzes niet accepteert en zelfs afkeurt. Het is oké om niet door hen gezien en gehoord te worden. Het is prima om het niet met hen over ons leven en geefeconomie te hebben. Het kan niet, het kon al nooit en het zal nooit kunnen. Wij komen niet aan in hoofden, wij komen alleen aan in harten.
Door de afkeuring helemaal te accepteren is de relatie met een aantal familieleden voorbij. Bij anderen voel ik diep in de kern genoeg onvoorwaardelijke liefde om toch in relatie te blijven. Daar accepteer ik dat zij geen idee hebben wie ik ben maar desondanks van me houden. En ik van hen.