Iets stelen, iets meenemen dat niet van jou is, iets jatten, gappen, ontvreemden. Het blijft een vreemd gevoel als het je overkomt.
Vorige week werd ons mobiele zonnepaneel en powerbank meegenomen door twee mensen (geen Portugezen) in een busje dat naast ons stond. Het gevoel dat het bij me opriep was interessant.
Ik voelde de pijn van de afgescheidenheid van de wereld, dat iemand iets pakt terwijl diegene weet dat iemand anders het aan het gebruiken is, iemand waar je geen enkele verbinding mee hebt, dat stiekem te doen en dan weg te gaan, dat voelde ik. De pijn van de wereld, van hoe het systeem werkt, werd heel voelbaar. Dit gebeurt in de huidige wereld, vaak.
En doordat ik die pijn niet wilde voelen ging ik ‘victim blamen’, ik zei tegen Robbert dat hij het zonnepaneel niet zo ver weg had moeten zetten van de camper. En toen ik begreep wat ik deed, hield ik er meteen mee op. Ik ging weer naar de pijn toe, zonder het te willen oplossen. Het moet er zijn, dit is echt wat er gebeurt, mensen stelen.
Hetgeen me het meest raakt in de situatie is de afgescheidenheid. Dat iemand niet durft te vragen of aan te geven wat ze nodig hebben. Dat ze het misschien niet eens echt nodig hadden, maar dat het zo lekker voor het grijpen stond. Het egoïsme en de schaarste die raken mij. En het feit dat er een systeem is waarin dit aan de orde van de dag is. Waarin ik niet verbaast ben dat het gebeurt, want het gebeurt elke dag. Mensen leven in afgescheidenheid, en dan pak je wat je pakken kan, ook als het niet van jou is.
Door bij die realiteit te blijven had ik even flinke pijn en daarna was het weg. De acceptatie van die pijnlijke gebeurtenis en dat het echt is, en dat het niet op te lossen is door iemand de schuld te geven maar wel door het helemaal te doorvoelen was goed. Het is gebeurt, mensen doen dit. En daarom kiezen wij elke dag voor een systeem waarin dit niet gebeurt. En dat bouwen begint bij de acceptatie dat die wereld er nu niet is.