Wij kregen een nummertje op een briefje bij afdeling burgerzaken toen we onze paspoorten gingen aanvragen. “Doris, wat staat hier?”
“A428.”
Doris kan lezen en schrijven. Het werd me door dat nummertje ineens heel duidelijk, ze kan lezen en schrijven. De letters en cijfers die ze kent kan ze benoemen en ze kan ze opschrijven. Zo schreef ze laatst op een enveloppe ‘Opa’ en vroeg ze nog een keer ter bevestiging, “heb ik nu opa geschreven”?. “Ja klopt!”
In mijn hoofd is het altijd zo geweest dat ik dacht de kinderen konden lezen en schrijven als ze bijna alle letters kenden. Maar dat is natuurlijk niet zo. Als ze letters kunnen herkennen en ze benoemen dan is dat lezen, en als ze letters weten en ze kunnen ze opschrijven dan is dat schrijven. Het gaat op een veel natuurlijkere manier dan ik tot nu toe altijd heb gedacht. Doris kent nu ongeveer 10 letters dus ze kan al heel wat woorden schrijven. Opa, Lobi, bal, bol, slap, plas, aap, op…allemaal woorden die ze kan schrijven. Dat ze die letters kent komt voort uit het feit dat ze onze namen het meest interessant vindt om te leren. Dat staat het dichtste bij haar, een heel natuurlijk leerproces dus.
En hoe meer letters ze tegenkom, hoe meer letters ze leert en dus leert schrijven. Misschien leert de ze “Q” pas schrijven als ze 16 is, omdat ze hem dan pas nodig heeft in een woord. Of nooit!
Door dit inzicht ben ik extra blij dat wij voor #unschooling kiezen. Want in een klas met 25 andere kinderen kun je niet eerst de letters van je eigen naam en de namen van je familie leren. Daar leer je gewoon wat de rest ook leert. In een tempo wat vastgesteld is door…iemand, ooit.
“Ik kan bijna lezen hè mam.”
“Je kunt helemaal lezen Doris, je kent alleen nog niet alle letters.”