Hoe gaat dat dan in de praktijk, onvoorwaardelijk ouderschap? Met een kind dat veel energie en veel kracht heeft?
Bij onvoorwaardelijk ouderschap kijk je als ouder niet naar het gedrag van het kind, zoals de meeste ouders doen die opvoeden, maar naar de onderliggende behoefte. Dit betekent dat als Doris gedrag vertoont waarvan wij weten dat het niet echt Doris is, we begrijpen dat zij iets nodig heeft.
Doris is heel vrijgevig, ze deelt en geeft vanalles weg, van ijs tot taart, van speelgoed tot aan een nieuwe ketting die ze kreeg van opa. Zowel met ons als met vriendjes of mensen die ze net ontmoet heeft. Dat is dus Doris ten voeten uit, vrijgevig.
Het komt wel eens voor dat ze tegen Iza zegt: “Nee Iza je mag niet uit mijn beker drinken en niet met ijsbeer Koen knuffelen. Geef terug.” Dat is niet vrijgevig.
Bij onvoorwaardelijk ouderschap ga je niet het gedrag corrigeren (“hé, dat is niet leuk, deel eens met Iza” of wat vaker voorkomt “als jij nu niet deelt met Iza, krijg je geen smarties”). Je kijkt naar de onderliggende behoefte. Eerst erken je dat dit niet Doris haar zijn is, dit gedrag komt niet vanuit haar werkelijk ik, want die ik is vrijgevig hadden we al gezien. Dus is er iets met haar aan de hand waardoor ze zich zo gedraagt.
Na een paar jaar oefenen hebben we de mogelijke oorzaken redelijk helder. Bij Doris is het honger, dorst of overprikkeling. Ze heeft dus, om weer zichzelf te worden, de in dit geval vrijgevige Doris, eten, drinken en/of rust nodig. Dus geven we haar komkommer, een beker water en zetten we haar achter een filmpje of laten we haar kleien of knippen.
En als de komkommer op is, de beker leeg en het filmpje af is gelopen, dan mag Iza weer met ijsbeer Koen spelen. Het klinkt bijna te mooi om waar te zijn, als magie, maar zo werkt het altijd!
Het onvoorwaardelijke zit hem er in dat je dus op de behoeftes van je kind let en ingaat, in plaats van de korte termijn oplossing, het gedrag corrigeren. Doris weet zich dus niet ‘te gedragen’ maar kan juist volledig zichzelf ‘zijn’.