Als wij “…en wat zeg je dan?” tegen Doris zeggen heeft ze geen idee wat daarop het goede antwoord is. ‘Dank je wel’ moeten zeggen daar doen we niet aan.

We ontvangen onvoorwaardelijk, dat betekent dat we er vanuit gaan dat de gift onvoorwaardelijk gedaan wordt. Dat is soms niet zo, en dan verwacht de gever dus iets terug. Meestal is een ‘dank je wel’ genoeg om de weegschaal van geven en ontvangen weer in balans te krijgen.

Wij erkennen die weegschaal niet. Wij geven zelf alleen omdat het fijn voelt, omdat er verbinding is met iemand of omdat we graag de overvloed willen delen. Als wij iets geven verwachten we niets terug, de gift ontvangen is het fijnste dat er kan gebeuren. Alles wat daarna nog komt is bijzaak.

Doris ontvangt best wel veel de laatste weken: snoepjes, kleding, een step, een mooie steen, een hoepel. Van alles wordt haar toegestopt. We vragen haar nu of zij wil bedanken. En als ze dat wil fluisteren we haar het woord ‘dankjewel’ in de juiste taal in.

Ze is vrij om ‘Nee’ te zeggen, ze hoeft het van ons nooit. Maar het leuke is, het tegenovergestelde gebeurt. “Ik hou van bedanken.”, zei Doris vandaag toen ze opa ging bellen om hem voor iets te bedanken. Het bedanken is een manier geworden om te verbinden, en juist omdat we nooit aangeleerd hebben hoe ‘het hoort’, heeft ze dat zelf ontdekt.