Doris trekt haar favoriete knuffel uit de handen van Iza. Ze bepaalt dat het samen spelen genoeg is en breekt het spel af door de roze ijsbeer te pakken.

Iza begint te jengelen, geeft zonder woorden duidelijk aan dat hij het niet leuk vind dat hij de ijsbeer niet meer mag vasthouden. Doris zegt: “ik had hem eerst”.

Die laatste zin is altijd een duidelijk teken dat Doris iets nodig heeft om weer zichzelf te worden. Wie iets als eerste had is bij ons nooit een reden om zo met elkaar om te gaan.

Voordat ik Doris kan geven wat ze nodig heeft (eten en drinken in dit geval) wil ik de situatie tot een fijn einde brengen. Ik vraag aan Doris of ze ook voor Iza kan zorgen.

Ze begrijpt meteen wat ik bedoel en kijkt rond. Dan pakt ze de kerstmanknuffel en geeft hem aan Iza. Die is blij met de knuffel. Hij laat hem aan mij zien, ‘kijk wat ik gekregen heb’!

Ik geef Doris een high five, tranen springen in mijn ogen. Een simpele vraag die ons terugbrengt naar waar wij voor staan, zorgen voor jezelf en elkaar. En een dochter die, die ene vraag direct begrijpt en daar een passend antwoord op weet te vinden in de vorm van een kerstmanknuffel. Het raakt me.