Soms is het zo moeilijk, zo intens moeilijk om iemand los te laten en haar eigen shit te laten aankijken. Ik wil blijven geven, blijven ondersteunen en de goede kant op blijven wijzen. “Daar, daar moet je zijn, kijk maar, daar is het veel fijner voor je, loop maar die kant op.”

Ik heb het al honderden keren gezegd, in duizend verschillende woorden. Ik heb het laten voelen, laten zien, laten horen. Ik heb uitgelegd hoe ze moet lopen, welke keuzes ze kan maken, waar ze niet moet zijn en waar wel. Dat ze het waard is, dat ik het haar zo gun, dat ze het zichzelf mag gunnen.

Ik heb getrokken, gegeven, geduwd (hard en zacht). Ik heb schouders klopjes gegeven en een draai om haar oren misschien.

Maar ze moet het zelf doen. Ze moet zelf kiezen, ze moet zelf anders willen, beter en fijner. Ze moet zelf durven, ze moet moed verzamelen en springen. Ze moet het niet doen omdat ik het zeg. Ze moet het doen omdat ze gelooft en tot in haar tenen voelt dat dit niet het leven is wat ze wil leven.

Dus laat ik haar nu los. Niet wie ze is als mens, maar wel hoe ze zich nu gedraagt. Ik laat het helpen los, het geven en luisteren. Ik hou ermee op, want het geeft mij niets. En het helpt haar niet. Het is niet wat ze nodig heeft en kan ontvangen. Ze moet eerst zelf kiezen. Als zij zichzelf kan omarmen, kan ik dat ook weer.