Ik huil eigenlijk bijna nooit om mijzelf als ik er niet mag zijn, ik huil dan altijd voor Doris. Gek genoeg niet om Iza, want die heeft het ontvangen worden door de buitenwereld veel minder nodig dan Doris (en ik).

Doris en ik zijn beide extravert aangelegd, wat in ons geval betekent dat wij de buitenwereld nodig hebben om mee in verbinding te zijn. We hebben het nodig om in contact te zijn en te communiceren met de wereld om ons heen. Dit in tegenstelling tot Robbert en Iza, die kunnen de buitenwereld laten voor wat het is en kunnen heel makkelijk geven maar hebben het niet nodig om hun energie kwijt te kunnen.

Ik voel soms de pijn van het niet ontvangen worden, het er niet helemaal mogen zijn. Als ik bijvoorbeeld het videoportret deel met familie en er komt geen enkele reactie, of als ik vertel over hoe ontwapenend en wijs Doris is en die ander vind dat niet oké ‘want het is gewoon een kind’. Of als Doris aan videobellen is met een ander kind en die heeft geen enkele interesse in Doris haar enthousiaste gekletst. Het laat mij duidelijk voelen: ik wil het niet weten, liever niet zo doen, dat stukje mag er niet zijn.

Het gaat vaak over enthousiasme, over ergens voor gaan staan, over eerlijk en kwetsbaar zeggen wat wij voelen. Dat dat er beter niet kan zijn in de wereld, want dat is voor de ander een te pijnlijke spiegel.

Soms huil ik daarom, om de toekomst van Doris. Hoe dat dan moet als ze ouder wordt en voelt dat ze er niet helemaal mag zijn, dat zij hetzelfde gaat ervaren als ik. En dan realiseer ik mij altijd weer dat ze er bij ons altijd zal mogen zijn. En dat ze zich bij ons altijd thuis zal voelen en met al haar enthousiasme en wijsheid ontvangen zal worden, met open armen!